ervan afvallen/ervan af vallen
‘er’, ‘hier’, ‘daar’, ‘waar’ + voorzetsel + werkwoord
Of je ‘er’ (hier, daar, waar) + voorzetsel + werkwoord aan elkaar schrijft of niet, is best ingewikkeld. Zie hiervoor de Schrijfwijzer Online. Je kunt wel de volgende analyse toepassen.
- Hoort het voorzetsel bij het werkwoord? Schrijf het er dan aan vast. (afvallen = gewicht verliezen; ik ben ervan afgevallen)
- Hoort het voorzetsel niet bij het werkwoord? Schrijf het dan niet aan het werkwoord vast. (vallen van iets af; van iets af vallen; ergens vanaf vallen)
Vergelijkbare voorbeelden
- Ik heb ernaartoe gewerkt. (werken naar iets toe – ernaartoe werken)
- Hij praatte eromheen. (praten om iets heen – ergens omheen praten)
- Daarop word je echt niet afgerekend. (afrekenen op – ergens op afrekenen)
- Ik reken erop dat je erbij bent. (rekenen op iets – erop rekenen)
- Hij is van de trampoline af gevallen. (vallen van iets af – ervanaf vallen)
- Je kunt ervanuit gaan dat je geslaagd bent. (uitgaan van iets – ervan uitgaan)
Zoektips
In het blok 'Zoeken in de Schrijfwijzer' kun je een zoekterm intypen. Daarna klik je op Enter of op het vergrootglas.
Bij woordgroepen kun je ook zoeken door enkele aanhalingstekens te gebruiken. Bijv.: 'knip en plakwerk'. Je krijgt dan alleen de resultaten van de combinatie van deze woorden te zien, niet van de woorden afzonderlijk, in dit geval: 'knip-en-plakwerk'.