11. Mag ik schrijven 'het boek wat ik lees'?
In de spreektaal hoort men vaak het boek wat, maar in de schrijftaal is het boek dat beter.
Vroeger zei men het huis daar ik woon, nu zeggen wij het huis waar ik woon. Vroeger zeiden de meesten het huis dat, nu zeggen velen het huis wat. Nu zegt bijna iedereen nog iedereen die een beetje kan voetballen, maar een kind dat een beetje kan schrijven, probeert al iedereen wie een beetje kan voetballen. De w rukt op. In de spreektaal gaat dat alleen sneller dan in de schrijftaal.
Het woord dat wordt in de schrijftaal gebruikt bij verwijzingen die terugslaan op iets bepaalds. Voor een onbepaalde verwijzing wordt doorgaans wat gebruikt. Zie de volgende voorbeelden.
1. Dit is een begrip dat hier nauw mee samenhangt.
2. Er is nog veel wat ik niet heb kunnen vertellen.
3. Zijn kwade eigenschappen vallen in het niet bij al het goede wat hij doet.
4a. Hij veranderde het voorstel dat we goed vonden.
4b. Hij veranderde het voorstel, wat we goed vonden.
In 1 lijkt een begrip door een onbepaald, maar het is hier bepaald door Dit. In 2 en 3 zijn veel en al niet nader gespecificeerd, dus onbepaald. Zinspaar 4 laat een betekenisverschil zien. Het woord dat in 4a slaat terug op het voorstel. Het woord wat in 4b slaat terug op de zin tot aan de komma. Dus in 4a is het voorstel goed en in 4b juist de verandering van het voorstel.
Meer informatie over de vier gevallen waarin wat wordt gebruikt, is te vinden in de Schrijfwijzer, paragraaf 7.3.2.
Zoektips
In het blok 'Zoeken in de Schrijfwijzer' kun je een zoekterm intypen. Daarna klik je op Enter of op het vergrootglas.
Bij woordgroepen kun je ook zoeken door enkele aanhalingstekens te gebruiken. Bijv.: 'knip en plakwerk'. Je krijgt dan alleen de resultaten van de combinatie van deze woorden te zien, niet van de woorden afzonderlijk, in dit geval: 'knip-en-plakwerk'.