Er bestaan geen regels voor het gebruik van mannelijke of vrouwelijke beroepsaanduidingen. In sommige gevallen zijn er echter mannelijke en vrouwelijke benamingen die niet afgewisseld kunnen worden, zoals bij boer en boerin; in andere gevallen zijn er alleen mannelijke óf vrouwelijke benamingen, denk aan professor of vroedvrouw. Ook zijn er vormen die voor beide geslachten gebruikt kunnen worden, zoals leraar (al is lerares gebruikelijker voor vrouwen) of natuurlijk het neutrale leerkracht.

 

Als gevolg van deze brij aan mogelijkheden proberen feministische vrouwen – en mannen – met dergelijke benamingen de gelijkheid tussen mannen en vrouwen aan te moedigen. Daarom wagen sommigen een poging met professeusse of professores. En anderen noemen een vrouwelijke adviesgevende liever adviseur om het advies inhoudelijk zwaarder te laten klinken dan als het van een adviseuse afkomstig is.

 

Best begrijpelijk allemaal. Maar dan hebben we nog woorden als roddelaar tegenover roddeltante. Waarom is er wel een specifieke naam voor een vrouw die haar mond niet kan houden, maar niet voor een man met hetzelfde probleem? Een iets te subjectieve variatiebescheidenheid, als je het mij vraagt. Gelukkig bestaat er dan weer wel een droplul; dat maakt het allemaal een stuk rechtvaardiger, nietwaar?