Er is een betekenisverschil.
effectief doeltreffend,
afdoende (over het resultaat, dát het doel wordt bereikt)
De aanpak van taalachterstand bij kinderen is vaak niet effectief.
efficiënt
doelmatig, economisch (over het proces, hóé het doel wordt bereikt)
Wij krijgen een cursus efficiënt e-mailen, omdat de productiviteit van onze afdeling is gedaald.
De beide woorden in één zin: Ook met niet-efficiënt werken kun je effectief zijn, maar je bent dan wel meer tijd en energie kwijt. In Vlaanderen spreekt men ook over effectieve
gevangenisstraf waar men in Nederland onvoorwaardelijke gevangenisstraf bedoelt. Ook hoort men daar soms effectief zo voor het is echt zo. De betekenis 'echt' zien we ook in effectieve rente. Deze is vaak hoger dan de nominale rente, bijvoorbeeld wanneer je afsluitprovisie betaalt voor een lening.