Er is een nogal diffuus betekenisverschil.
tegenspreken (mening)
zich verzetten met woorden, zeggen dat iets niet waar is of in strijd is met iets anders
Bestaat er een cursus waar je kunt leren om je baas op een goede manier tegen te spreken?
Op zijn eerste persconferentie liet de nieuwe president duidelijk merken dat hij er niet van gediend was om tegengesproken te worden.
weerleggen (bewijs)
aantonen dat iets niet het geval is
De verklaring dat de administratie geen slordigheden bevat, wordt weerlegd in de accoutantsverklaring.
weerspreken (feit)
zeggen dat iets niet het geval is
De brand zou zijn aangestoken, maar dit werd weersproken door de politiewoordvoerder.
De woorden worden wel door elkaar gebruikt, vooral weerspreken in de betekenis van weerleggen. Oorzaak hiervan lijkt dat men bij gebrek aan bewijs toch iets van een bewijs wil suggereren met weerleggen. Hieronder enkele voorbeelden.
De staatstelevisie meldde dat er soldaten waren vermoord, maar dit werd weerlegd in een tweet van de activisten.
In een tweet staat doorgaans geen bewijs. Daarom is weersproken beter.
Theorieën zijn goed zolang zij verklarende kracht hebben, toetsbaar zijn en niet door de feiten weersproken worden.
Het gaat hier om aantonen of bewijzen. Daarom een voorkeur voor weerlegd.
Rede en religie kunnen elkaar niet tegenspreken.
Jawel, rede en religie spreken elkaar vaak tegen. Maar ze kunnen elkaar niet weerleggen. Immers een ‘wetenschapper’ en een ‘gelovige’ kunnen elkaar niet overtuigen van hun gelijk.
Ajax-transferberichten worden tegengesproken.
Dan zou het om een mening gaan, hier gaat het over de vraag of die berichten waar zijn. Dus is weersproken beter.
Het onderscheid blijft diffuus. Het gemakkelijkste is om weerspreken als basis te nemen. Dat gaat over feiten die al dan niet juist zijn. Bij weerleggen gaat het om feiten die al ter discussie staan, en waarin iets moet worden aangetoond met een bewijs. En tegenspreken heeft altijd te maken met je eigen mening of inschatting.
Drie prachtige woorden dus om verder na te denken over de relatie tussen feit, bewijs en mening. Neem bijvoorbeeld de drie hier voorgestelde betekenisaanduidingen. Wanneer u het daarmee niet eens bent, dan wilt u mij tegenspreken. U gaat dan op zoek naar bewijs, bijvoorbeeld door op internet te zoeken naar het gebruik van deze woorden in een andere betekenis om mij te weerleggen. Dat gebeurt dan op basis van feiten. Maar wat is een feit waardoor ik overtuigd zou worden? Ik kan dan ook op zoek gaan naar andere feiten die met uw feiten in strijd zijn, en u daarmee weerspreken. Als ik dat dan overtuigend doe, ben ik weer aan het weerleggen. En nu maar hopen dat u daarna voldoende reden ziet tot verder tegenspreken, waarmee de cyclus zich herhaalt.