De woorden verschillen niet in hun kernbetekenis. Wel is er door bijbetekenissen soms verschil in gebruik.

 

dof

niet glanzend, gedempt, futloos

 

Haar ogen stonden zo dof.

Doe aluminiumfolie met de doffe kant naar buiten als het om warm houden gaat.

 

mat

niet glanzend, krachteloos (‘afgemat’)

 

Haar ogen stonden zo mat.

Doe aluminiumfolie met de matte kant naar binnen als het om koel houden gaat.

 

Oorspronkelijk betekende dof ‘gevoelloos’. Het woord is verwant aan ‘doof’ (geen gevoel voor geluid). Het woord mat betekent eerder een verlies aan energie. Daarom zou je in de volgende zin eerder mat dan dof verwachten: De woorden kwamen dof over haar lippen.

 

En, zou u mat in de volgende zinnen vervangen door dof?

De verf is door de jaren heen mat geworden.

Met een matte dreun viel de enorme eik op het asfalt.

 

In de eerste zin zijn mat en dof beide mogelijk. Immers, dof betekent ook ‘niet glanzend’. Maar in de tweede zin is alleen maar doffe mogelijk, met de betekenis ‘gedempt’.