De woorden verschillen heel subtiel. Ook is onnozel ruimer in betekenis.
dom
met weinig verstand, onwetend
- Met de formulering ‘Hij was een beetje dom’ won prinses Máxima de harten van de Nederlanders.
- Houd je maar niet van de domme. Je wist er alles van!
onnozel
onervaren, naïef-dom; heel klein
- Hij sloeg met dat ouderwetse boerenpetje zo’n onnozel figuur.
- Ik vind het echt onnozel van jou om te denken dat de AEX niet belangrijk is.
- Ach, van die taart eet ik maar een onnozel beetje.
Het woord onnozel betekende vroeger ‘onschuldig’. In de kerken werd vroeger de moord op de kinderen van Bethlehem herdacht op de dag van de Onnozele Kinderen. Nu is de kernbetekenis ‘onervaren’: Toen ik uit huis ging, was ik nog een onnozele puber. De betekenis ‘onervaren’ speelt ook een beetje mee in de tweede betekenis ‘naïef-dom’. Onnozel is niet dom vanwege onwetendheid of gebrek aan verstand, maar vanwege gebrek aan ervaring. Dom ben je door gebrek aan verstand en kennis. Onnozel ben je door gebrek aan ‘kennis van de wereld’.