Een bijzin zonder onderwerp en zonder persoonsvorm, maar met tegenwoordig deelwoord of met werkwoord + te (te komen, te maken). Terwijl zij zong, deed ze de afwas wordt ingekort tot Zingend deed ze de afwas. Hij beloofde dat hij zou komen wordt Hij beloofde te komen.
Vaktermen
Zowel in de Schrijfwijzer als op deze website is het gebruik van vaktermen zo veel mogelijk vermeden. Waar nodig is direct beknopt uitleg gegeven. Wanneer de uitleg onvoldoende is, kan het raadplegen van deze lijst mogelijk uitkomst bieden. Let op: het gaat om vereenvoudigde definities.
Belgicisme
Een ontlening aan het Frans die via het Vlaams in het Nederlands is terechtgekomen, maar die als strijdig wordt beschouwd met het Nederlandse taaleigen: gelijken aan iemand ('op iemand lijken') of iemand iets moeten ('iemand iets schuldig zijn').
Bepaald lidwoord
Een bepaald lidwoord verwijst naar iets dat als bekend wordt verondersteld; iets dat al eerder genoemd is. Het Nederlands kent twee bepaalde lidwoorden: de en het. Een is een onbepaald lidwoord.
Bepaling
Een zinsdeel of woord dat extra informatie geeft over een ander woord, zinsdeel of hele zin. We gingen toch wandelen ondanks de regen. Een bepaling is voor de grammaticale structuur van de zin geen noodzakelijk element: We gingen wandelen.
Beperkende bijvoeglijke bijzin
Een bijzonder soort bijvoeglijke bijzin. Geeft specifieke informatie over een zelfstandig naamwoord of perkt het bereik ervan in. In de volgende zin geeft te laat specifieke informatie over het zelfstandig naamwoord jongens: Dat zijn alle jongens die te laat kwamen. In de zin De jongens die te laat kwamen, moesten nablijven komt slechts een deel van de jongens te laat. De bijzin perkt hier het bereik in en wordt daarom een beperkende bijvoeglijke bijzin genoemd. Voor de beperkende bijvoeglijke bijzin staat geen komma.
Betrekkelijk voornaamwoord
Een voornaamwoord dat een betrekkelijke of bijvoeglijke bijzin inleidt. De jongen die daar loopt. Het meisje dat je ziet. Degene die dat zegt.
Bezittelijk voornaamwoord
Een voornaamwoord dat een bezitsrelatie aanduidt: mijn, jouw, zijn, haar, onze, jullie, hun, uw computer.
Bijstelling
Een andere verwijzing naar dezelfde persoon of zaak. Een bijstelling is een bepaling en staat tussen komma's. Onze chef, de heer De Vries, gaat met pensioen. Een bijstelling kan van plaats wisselen met het woord waar ze bij hoort: De heer De Vries, onze chef, gaat met pensioen.
Bijvoeglijk naamwoord
Een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord of over een persoonlijk voornaamwoord door een eigenschap (zoals grootte of kleur) van dat naamwoord te noemen. In de volgende zinnen is dik een bijvoeglijk naamwoord: Het dikke boek. Het boek is dik. Ik ben niet dik.
Bijvoeglijke bijzin
Een bijzin die hoort bij een zelfstandig naamwoord: De man die daar loopt. Een bijvoeglijke bijzin wordt ook wel relatieve of betrekkelijke bijzin genoemd. Een bijvoeglijke bijzin kan beperkend of uitbreidend zijn.
Zoektips
In het blok 'Zoeken in de Schrijfwijzer' kun je een zoekterm intypen. Daarna klik je op Enter of op het vergrootglas.
Bij woordgroepen kun je ook zoeken door enkele aanhalingstekens te gebruiken. Bijv.: 'knip en plakwerk'. Je krijgt dan alleen de resultaten van de combinatie van deze woorden te zien, niet van de woorden afzonderlijk, in dit geval: 'knip-en-plakwerk'.